Bij Fanny Op Schoot: Willy Linthout


Elke week ontvangt Fanny Kiekeboe een collega-stripfiguur in haar talkshow. Wij bellen met de gasttekenaar.

Begin jaren '80 stapte de volslagen onbekende Willy Linthout op grootheid Urbanus af met het krankzinnige idee om van de Tollembeekse komiek een strip te maken. Linthout had nog nooit een strip getekend. Tussen de eerste, Het Fritkotmysterie, en de laatste liggen ondertussen 22 jaar en 119 Urbanussen. En Linthout heeft, na de kinderstrip Roboboy, nog enkele nieuwe projecten in het verschiet. Tussendoor wierp hij Urbanus ook nog eens in Fanny's talkshow, ondertussen al de derde keer dat Linthout met Merho samenwerkt. Eerst was er Kiekebanus, in 1996, waarin Urbanus en Kiekeboe van huis wisselden ("Dat was nog weinig of niet gedaan") en daarna De Strip van 7, met zeven met elkaar verweven verhalen van evenveel striptekenaars ("Een minder hechte samenwerking. Ieder deed zijn eigen ding.").

Wat maakt die projecten zo leuk?
"Vooral dat je met vrienden aan iets speciaals werkt. Striptekenaar is doorgaans een heel eenzaam beroep. In het begin heb ik daar veel last van gehad. Ik ben zelfs depressief geweest. Ik zat daar op mijn slaapkamer, ik zag niemand en er gebeurde nooit wat. Op den duur ben ik yoga en andere dingen gaan doen, gewoon om buiten te komen."

Had u 22 jaar geleden, toen u met Urbanus begon, durven te hopen dat de strip zou werken?
"Nu is het de grote truc om van elke BV een strip te maken, maar toen was het niet evident dat zoiets succes zou hebben. Toen ik hoorde dat Urbanus van elke nieuwe plaat 100.000 exemplaren verkocht, dacht ik dat het wel goed zou zitten als die strip daar maar een deeltje van zou kunnen verkopen. Maar het bleek van de eerste dag leefbaar te zijn. En dat had ik alleszins niet verwacht.
Mijn grootste vrees was of ik het wel zou volhouden. Ik had nooit gepland om zoveel strips te gaan tekenen, want dat is heel hard werken en ik werk niet graag heel hard. Maar ik heb me met de juiste mensen kunnen omringen, zoals Steven de Rie, die voor mij inkt, en ik heb Standaard Uitgeverij. Indertijd bij Loempia (de eerste uitgeverij van 'Urbanus', nu opgedoekt; red.) was het een avontuur. Als je ouder wordt, wil je niet altijd zelf achter alles aanhollen."

Maar toch bent u zonder naam en ervaring aan Urbanus begonnen?
"Dat was er ook heel goed aan te zien. (lacht) Maar kom, dat zijn jeugdzonden. Ik schaam me daar niet voor. Alsof Vandersteen of Sleen zich zouden moeten schamen voor hun eerste strips! De tekeningen zijn niet meer te vergelijken met wat ze nu zijn. En die teksten zijn voor mij nu bijna onleesbaar, zeker in de eerste twee albums. Maar ondanks het amateuristische karakter van die strips, heb ik het voordeel gehad dat het publiek me de tijd wilde geven om te leren, zoals ook Sleen en Vandersteen mochten leren. Dat zou nu niet meer kunnen. Zelfs al loop je met een potentieel succes rond, als het op de manier geschreven en getekend was als de eerste Urbanussen, denk ik niet dat je een uitgever zou vinden."

Waarom tekende Urbanus niet? Hij heeft een tekenopleiding gevolgd. U niet.
"Daar is hij veel te lui voor! (lacht) Hij zou dat nooit volhouden. Ach, misschien tekent hij ooit wel een strip, maar ik ben nu bezig aan nummer 120, zo ver zal hij toch niet geraken."

120 strips in 22 jaar en toch genoeg tijd om enkele nieuwe projecten op te starten, zoals Roboboy.
"De dag dat ik vind dat ik te veel werk heb, maak ik een Urbanus minder. Die nevenprojecten zou ik niet direct laten vallen.
Ik ben met tekenaar Erik Wielaert aan een soort realistisch politieverhaal bezig, waarvan het eerste deel in februari zou moeten verschijnen. Een aspect binnen dat verhaal is trouwens een verwerkingsproces, naar aanleiding van de dood van mijn zoon vorig jaar. Die strip ging dus aanvankelijk een zwaar verhaal worden, maar uiteindelijk zit er toch weer humor in. Dat zit gewoon in me."

De Urbanus-grappen zijn niet altijd besteed aan uw voornaamste doelgroep: kinderen. Hebt u iets gedaan om daarop in te spelen, want u dacht aanvankelijk dat Urbanus een volwassenenstrip ging worden.
"Nee. Ik ga niet werken voor het publiek, het publiek moet zich maar draaien naar mij. Er zitten in Urbanus ontzettend veel grappen, en als de kinderen er een paar niet snappen, dan is dat maar zo. Het karakter van de strip veranderen voor het publiek? Never! Roboboy was wél naar kinderen gericht, omdat ik daar zin in had."

Voor Roboboy schreef u de scenario's, maar u hebt zich niet laten inspireren door uw grote liefde, de Amerikaanse comics?
"Nee. Ik vind dat scenaristen als Alan Moore (excentrieke Britse scenarist van 'From Hell' en 'V for Vendetta'; red.) hun tijd ver vooruit zijn. Ik lees liever moeilijke, ontoegankelijke volwassenenstrips met diepgang, dan Urbanus-achtige strips zoals het werk van Robert Crumb of de Fabulous Furry Freak Brothers. Die lees ik ook met plezier, hoor. In die zin ben ik een gespleten persoon, maar dat ligt mij wel."
(P Magazine 6 September 2005)