"Ik had altijd gezocht naar een personage terwijl ik niet wist dat ik er zelf één was."


In tegenstelling tot wat Pascal Lefèvre elders in dit magazine beweert, zijn strippersonages wel degelijk driedimensioneel. Wij hebben er één ontmoet. Hij woont met vrouw en kinderen in Tollembeek en hij kan praten. Meer zelfs, hij heeft veel te vertellen.

Urbanus: "Ik wist wel dat ik grappig kon vertellen, maar ik was een beetje te beschaamd om daar werk van te maken. Als het kermis was, beleefde ik mijn ergste dagen, omdat ik dan verplicht was om mij te amuseren. Tot ik op een goeie dag Jan de Wilde zag optreden en wist: "Dat wil ik ook doen." Mijn beginsketches boeiden zelfs kleine kinderen omdat ik alles plastisch verwoordde. De latere stap van podium naar film was voor mij helemaal geen probleem. Want als je een sketch vertelt, speel je meestal twee acteurs en een regisseur. Heel de découpage, het decor en de personages zitten al in de sketch gevisualiseerd. Net hetzelfde bij strips trouwens.
Op zekere dag staat Linthout voor de deur met de vraag of hij van mijn Urbanuspersonage een strip mocht maken. Ik had altijd gezocht naar een personage terwijl ik niet wist dat ik er zelf één was. In het begin vroeg ik aan Willy: "Waarom loopt Urbanus altijd met een strijkijzer in zijn hand?" en hij zei: "Dat is geen strijkijzer, dat is zijn hand." Oudleraars en collega studenten reageerden verbaasd omdat ik met zo'n amateur in zee ging. Intuïtief had ik het volste vertrouwen in Willy, hij heeft een neus voor wat zou kunnen aanslaan of niet. Daarenboven heeft hij een ijzeren discipline, houdt hij alles nauwgezet bij en regelt hij alle praktische bekommernissen. Telkens wij een nieuwe strip gaan maken heeft Willy al een hele lijst met losse ingrediënten die mij meteen een pak inspiratie opleveren. lemand kan door oefening beter leren tekenen, maar iemand zonder ideeën kan je geen ideeën leren krijgen.
Willy heeft goede relaties in Amerika die voor hem alles bijhouden wat er verschijnt: strips, tekenfilms, films,... Wij putten daar inspiratie uit en zien dan één of twee jaar later onze ideeën elders ook opduiken. Dat gebeurde vroeger trouwens ook al door Vlaamse of Belgische striptekenaars. Personages werden gekopieerd en kregen hier een nieuwe naam en een licht aangepast uiterlijk. Toen viel dat helemaal niet op, want niemand wist wat er in Amerika gebeurde. Maar ik vind dat geen bezwaar, ook een humorist pikt van een andere. Het talent zit in het demonteren van de grap: je gooit alle ballast overboord tot je alleen het chassis overhoudt. Je bouwt er dan iets nieuws rond en diegene waarvan je de grap gepikt hebt zegt je: "Oh, jongen, ik kwam niet meer bij, waar blijf je het halen?" Strips hebben het voordeel dat je iets kan laten gebeuren wat op een podium niet kan.
Onlangs nog hadden we pech: in een verhaal gericht op de Nederlandse markt met als titel De Laatste Hollander smokkelt Urbanus onbewust hasj en vuurwerk. De realiteit in Enschede overtrof de gebeurtenissen in ons verhaal waar Rotterdam de lucht in gaat. Net op tijd hebben we die strip ingehouden en de geplande persvoorstelling en aanwezigheid bij Paul de Leeuw uitgesteld. Ondertussen maken ze in Nederland zelf al grappen over die affaire. Ikzelf ben al 2,5 jaar op tournee in Nederland en grap met het feit dat ze daar in de kranten alles opblazen. Het enige dat ze waarheidsgetrouw weergegeven hebben is de ramp in Enschede, die kon niet meer opgeblazen worden. Zolang je niet echt met de slachtoffers lacht is er geen probleem, je moet ook het moment kunnen kiezen of afwachten. Wat er bij de mensen broeit wordt door de humorist van dienst voor het eerst publiek gemaakt. In de jaren zeventig waren de koning, de paus en God de heilige huisjes. De nieuwe heilige huisjes zijn Greenpeace, Artsen Zonder Grenzen en Amnesty International. Ik sleur ze er geregeld door, ook al sta ik achter hen. Je kan heel grof zijn als men weet dat je dat niet meent."

ink: Dikwijis spelen andere stripfiguren, zoals Jommeke of Suske en Wiske, een bijrol in uw verhalen. Zijn dat uw jeugdhelden?
"Jajaja, plagen is liefde vragen. Wij, Willy en ik, zijn daar echte fans van want met stripfiguren die ons niet interesseren houden wij ook niet het zotteke. Wij spelen altijd maar met onze nostalgie. Ook Sjors en Sjimmie komen nu ergens in de strip. Die lopen er al een paar pagina's onherkenbaar in rond. Sjimmie, die zich moet shminken, omdat hij eigenlijk ne witte is en Sjors, met zijn onnozel coiffurreke, doen dat tegen hun goesting, maar ze vinden geen ander werk!"

Wat vinden hun geestelijke vaders daarvan?
"Jef Nys bijvoorbeeld is hier al een paar keer geweest."

Dus hij vindt dat tof?
"Ja, maar je moet Jommeke niet laten rondlopen met ne stijve van hier tot ginder. Want Jef Nys is eigenlijk een halve pastoor."

Beperken die nostalgische ingrediënten jullie strip niet tot het Nederlandstalig gebied?
"De hoop om internationaal door te breken hebben we al lang opgegeven. Vanaf het moment dat er een mesthoop en een Lievevrouwbeeldje inkomt, zit je etnisch geblokkeerd. Wj hebben wel al een tekenfilm van 25 minuten gemaakt, door een Japanner geregisseerd, naar het scenario van een Engelsman. Dat is wat universeler. Een ingekorte versie is ooit vertoond in de bioscoop. Ik heb nu ook vier tekenfilms laten maken van 30 seconden door de mannen van Bal Gehakt die ik bij VTM heb leren kennen door hun knappe generiekjes. Zo'n vrij eenvoudig filmpje kost minstens 250.000 frank, en dan hebben zij er echt niet veel aan verdiend. Vier filmpjes kosten dus een miljoen en je kan die voor die prijs hier niet eens slijten. In de tijd van Mike en Guido kochten ze een Popeye van een halfuur voor 40.000 frank, want die is al heel de wereld rond geweest en heeft zichzelf al dubbel en dik terugbetaald. Nu wil men hier wel 10 keer zoveel betalen omdat het een Vlaams product is, maar geen honderdduizend keer meer."

Is er via tekenfilm gemakkelijker internationaal te werken? Kiezen jullie in functie hiervan meer universele grappen?
"Ja, natuurlijk, alhoewel het typisch Vlaamse, zoals de mesthoop en het Onze-Lieve-Vrouwke ook de kracht kan zijn waardoor je er net uitspringt. De nieuwe tekenfilmpjes zijn oorspronkelijk engelstalig en worden gedubd in het Vlaams. Door toevoeging van geluidseffecten wordt ook nog heel wat verduidelijkt"

Volgt u ook nog de huidige strippublicaties?
"Volwassenenstrips? Neen. Ik lees eigenlijk niet graag. Maar ik vind het fantastisch dat ons Lowieke nu gebeten is door De Lustige Kapoentjes en Bolleke. Zulke stop-strips maak ik zelf ook heel graag, maar Willy niet omdat zijn inbreng hierin beperkt blijft: je gaat van gag tot gag terwijl in een langer verhaal de tekenaar mee verantwoordelijk is voor de hele structuur."

Waarom teken je dan eigenlijk zelf geen gag-strips?
"Ik zou dat wreed graag doen, want soms heb ik een idee en ben achteraf ontgoocheld in de uitwerking. Ik denk dan: "Je moet het zo en zo doen", maar de meeste mensen die tekenen moeten geen 3 keer per week in Holland op een podium gaan staan. Mijn vrije tijd heb ik nodig om te recupereren van de werkdagen. Ik kan zelf ook een beetje tekenen, maar heb niet genoeg discipline. Willy staat elke dag op om 7 uur en 4 uur later heeft die zijn halve pagina klaar en gaat hij naar de cinema of winkelen. Willy is trouwens een wandelende strip-encyclopedie en regelt alles in verband met de strip, dan moet ik daar mijn hand niet voor uitsteken."

Wie bedenkt de merchandising zoals bvb. de achteruitlopende wandklok bij de Tijd-trilogie?
"Willy heeft die klok ontdekt bij de coiffeur, die mannen bekijken dat door hun spiegel he. 't is best mogelijk dat wij die trilogie over de tijd gemaakt hebben omdat Willy die klok zien hangen had. Willy is ook een verwoed verzamelaar. Toen ik hem leerde kennen zei hij: "Ik heb 15.000 strips!". Ik dacht: "Die heeft daar een arsenaal aan documentatie zitten", maar hij vond nooit iets terug! Ik heb hier maar een klein beetje strips maar ik kan mij redelijk goed herinneren waar ik iets gezien heb. Die 15.000 was eerder een hinder want hij zei: "Daar kan ik toch niet aan beginnen..." In het begin hebben we met Willy zijn tekeningen veel problemen gehad maar de stijl en de sfeer hebben eigenlijk een beetje te maken met de beperkingen van de tekenaar. En misschien is dat ook wel onze kracht. Nu hebben we ook een goede inkter: Steven de Rie, een hollander die in Antwerpen woont."

Heeft een opleiding zoals striptekenen aan Sint-Lukas dan wel zin?
"Ik denk het wel want na zo'n opleiding kunnen die studenten ook terecht in een of ander productiehuis waar ze scenaristen nodig hebben. Ik heb vroeger aan Sint-Lukas nog sierkunsten en publiciteitstekenen gevolgd. In onze klas gingen wij allemaal werken, niemand van ons was geïnteresseerd in dat diploma. Wij gingen daar 's avonds naartoe zoals naar een jeugdclub. Onze leraar, Daniel Geirnaert, was een echte pionier. Ik heb daar vier jaar het derde jaar gevolgd. Wij leerden daar enorm veel, vooral veel levenswijsheid. Als wij ons verveelden, verzonnen wij wel iets. Wij hebben daar bijvoorbeeld een donker kot gemaakt en zo een jaar fotografie gedaan. Dat fotokot werd dan animatiekot waar ik twee jaar aan een animatiefilm van een kwartier gewerkt heb."

Hoe werken jullie aan een nieuw scenario?
"Ikzelf hou me aan een paar ruwe lijnen. Voor een filmscenario bijvoorbeeld heb je act 1, act 2 en 3. Act 1 moet half zo lang zijn als act 2 en act 3 is half zo lang als act 1. In act 1 is er een gegeven, in act 2 is er een probleem dat opgelost wordt en in act 3 is het probleem opgelost of verergerd. Je denkt daar niet over na, maar als je iets maakt dat goed zit, blijkt die formule daar altijd in te zitten; hetzelfde met een strip of een hit trouwens."

In Suske en Wiske probeert men actuele thema's te behandelen. Wat denk jij daarvan?
"Suske en Wiske blijft sowieso verkopen omdat ouders weten wat ze kunnen verwachten, met ons ligt dat anders."

In de Urbanusstrip komt vrij veel seks voor, censureren jullie jezelf met een bepaalde leeftijd voor ogen?
"Wij willen het imago van de licht gewaagde kinderstrip behouden, maar waken erover dat wij niet over de schreef gaan. In vergelijking met de andere kinderstrips zijn wij de stoute jongens, maar dat ligt vooral aan de anderen."

In De Geverniste Vernepelingskes kon je uiteraard verder gaan?
"Ja, voor dat idee wou ik absoluut een voorpublicatie. Ik maakte de scenario's gedetailleerd in schetsvorm als basis voor Jan Bosschaert, in tegenstelling tot de werkwijze voor de Urbanusstrips, waar ik veel lossere ideeën lever. P-magazine zocht op dat moment een strip met kloten. Omdat Bosschaert nog licht en klank verzorgd had voor Yvonne Lex, maakte ik van hem in de strip mijn technisch hulpje. Hierdoor kon ik een andere rol spelen, een soort John Cleese-figuur of een Louis de Funes-type, de klootzakken die hun omgeving terroriseren. De meeste BV's die opdraafden wisten pas van hun optreden wanneer de strip in de boekhandel lag. Wij wisten hoever we konden gaan en spaarden ook onszelf niet. Na een tijdje begonnen sommige BV's zich zelfs ongerust af te vragen waarom zij niet opgevoerd werden.
Veel moeilijker dan strips of optreden is televisiewerk want dan val je binnen bij een heleboel mensen die je smoel niet kunnen uitstaan en nog nooit een cd beluisterd of een boekje bekeken hebben. Ook wanneer je in een stad live optreedt bereik je altijd de geïteresseerden, nooit de hele stad. Mensen die je willen zien, betalen ervoor en alle anderen hebben er geen last van. Ik zoek niet bewust meer naar vernieuwing, als je als artiest een keer in je leven iets nieuws gebracht hebt, dan mag je niet klagen. De Rolling Stones hebben toch ook de rap en de funk niet uitgevonden."

Wat zijn uw concrete plannen voor binnenkort?
"Ik treed nu nog steeds in Nederland op en vanaf januari ook in de Vlaamse theaters. Voorlopig werk ik niet meer in tenten en feestzalen want daar was ik op den duur de snul die de andere snullen moest lokken ter bevordering van de tap. Zelfs mijn optreden in Carré, in Amsterdam, was klein bier in vergelijking met sommige hectische toestanden in Vlaanderen. Het theatercircuit in Vlaanderen is natuurlijk wel beperkt. Mijn territorium in Holland is 5 keer groter dan hier. Van de 16 miljoen Nederlanders gaat er 25% regelmatig naar theater. Van de 6 miljoen Vlamingen is dat 10%. Ook Hector en Koko Flanel lokten 900.000 kijkers in Nederland.
Met mijn vorige show was ik daar publiekstrekker nummer 3, na Herman Finkers en Youp van't Hek. In Wallonië daarentegen kennen ze mij slechts van mijn films en dan nog. Ik zat gelukkig altijd in een situatie waarin ik werk te veel had, ik kon moeilijk neen zeggen, die films waren voor mij een uitweg om gemakkelijk een groot publiek te bereiken. Het was voor mij een bevrijding dat die film overal tegelijk draaide zonder dat ik daar naar toe moest. Voorlopig heb ik geen nieuwe plannen voor film of tv omdat het zo intensief en duur is. Op het podium sta ik alleen en moet ik geen rekening houden met 25 mensen rondom mij. Ik denk dat diegenen die zo enthousiast op tv komen niet het alternatief hebben dat ik heb. Ik kijk daar niet op neer en ben blij dat ze mij af en toe vragen om in een of ander panel te zitten zonder dat ik de show moet dragen.
Het zwaarst om maken was Meer Moet Dat Niet Zijn. En daar hebben ze mij volledig op afgeschoten. Ik vind nog altijd dat daar heel goede dingen in zaten, want ik heb daar samen met Karel Vereertbruggen heel hard aan gezwoegd. Er is wel wat misgelopen met de regie, het principe is: een grap mag niet langer duren dan ze waard is. Je mag het geduld van een publiek niet nodeloos op de proef stellen. Een slechte timing kan een grap om zeep helpen. Nu maak ik vooraf altijd duidelijke afspraken, dan heb je ook minder botsende ego's. Ik laat een regisseur zijn job doen maar corrigeer achteraf indien ik dat nodig vind of volg op de set mijn intuïtie. Ik wil geen energie meer verspillen met overbodige discussies, want achteraf ben ik toch de verantwoordelijke.
Ook met het programma Wie Ben Ik bleek het heel moeilijk om de goeie timing erin te krijgen en de regisseur hiervan te overtuigen. Zelfs goede regisseurs, die zichzelf bewezen hebben, verslikken zich dikwijls wanneer ze alles direct willen opnemen. Ook bij optredens laat ik alles door verschillende camera's registreren om nadien de mogelijkheid voor een goede montage te behouden. Mijn VTM-periode heeft mijn theaterreputatie geen good gedaan want met mijn vorige show Hip Hip Rahoe moest ik mezelf hier opnieuw bewijzen.
Eigenlijk was Koko Flanel een snelle doorslag van Hector. Vandaar de afspraak tussen Stijn en mij om alle twee iets totaal anders te gaan doen. Voor hem is dat perfect uitgedraaid met Daens. Voor mij werd dat De Zevende Hemel, waar ik niets in de pap te brokken had qua montage, regie, enz. Ik mocht zelfs niet spelen zoals ik wou. De film werd echter wel gepromoot als mijn derde film. Ik was natuurlijk niet zo onnozel om te zeggen: "Ik vind dat geen schone film," want dan krijg je van de financiers een proces aan uw gilet. Ik zei dan: "Ik vind dat een heel schone film, maar de volgende ga ik toch helemaal anders doen," en dacht: "Laat ze maar procederen tegen mijn intonatie." De Franse regisseur-scenarist was wel een toffe gast maar ik had mij toch in hem vergist... die film was echt een dieptepunt Ook voor de producer trouwens."

Vandaag worden strips en cartoons ook via het net verspreid. Volg jij die ontwikkeling of bekijk je dat van op afstand?
"Ik ben niet echt geïnteresseerd in heel die heisa. Waar ik wel veel plezier aan beleef is eBay, de Amerikaanse veilingsite. Bijna dagelijks volg ik wat er te koop wordt aangeboden en laat ik mij nogal vlug verleiden wanneer iets mij aanspreekt. Ik verzamel vooral strip-memorabilia van de vooroorlogse jaren. Ik zal efkens mijn verzameling laten zien..."
Urbanus leidt ons door zijn ruime woonst die stilaan de allures van een museum krijgt. Hier leven een artiest, een zanger, een komiek en een stripfanaat en zij heten allemaal Urbanus.
(ink Oktober 2000)