Urbanus over zichzelf


Urbanus schreef over zichzelf in zes hoofdstukken voor Humo in 1978 : over de fans, de optredens, zijn jeugd... en corruptie!


Beste geachte,

Een tijd geleden vond ik een brief van Humo in mijn brievenbus. Ik heb mij een nieuwe brievenbus gekocht en mijn deur laten ontsmetten.
De postbode die de brief bestelde is intussen overleden.
Maar nu terzake. Guy Mortier, hij zelf, stelde voor dat ik een artikeltje over mezelf zou schrijven.
Ergens achter mijn schedel, waar ik nog een hele zak ongebruikte hersens heb, gaat er een lichtje op, dat zegt: 'Urbainske, die kans krijg je nooit meer.' Het risico zit er natuurlijk altijd in, dat héél mijn verhaal met één kwak zwarte gal van een listig humo-mannetje belachelijk gemaakt word.
Laat ze maar doen, zeg ik, al wat ze zeggen zijn ze toch zelf.
Een kleine vijf jaar geleden ben ik als een komeet de hoogte ingeschoten dank zij het feit dat mijn vader een lange arm had. Hij was namelijk vertegenwoordiger in prefabgevels. Hij had altijd zo een paar geveltjes mee in zijn valies.
Dat de platenfirma waar ik mijn eerste twee platen heb uitgebracht dikke oplichters zijn, is ook voor iedereen duidelijk.
Zo, we starten het epistel.

Hoofdstuk I: De ontknoping
Het heeft mij heel wat moeite gekost om in ons Vlaams artiestenwereldje binnen te dringen. Ik werd door al die knappe jongens uitsluitend op mijn muzikale onkwaliteiten beoordeeld, en wat ik te vertellen had was ook niet wereldschokkend. Toch kreeg ik met al mijn flauwe kul alle zalen zo plat als de wereld. De eerste gasten die in mij iets zagen waren Lamp en Lazerus. Zo ben ik dan bij Jan de Wilde beland. Bij Jan had ik prijs, hij is zowat de biechtvader van de Vlaamse kleinkunst. Iedereen komt bij hem uithuilen. Brave jongen, die Jan.
De laatste tijd ben ik nogal wat met Raymond van het Groenewoud op schok. Ik vind het altijd zo gezellig, wij miljonairs onder mekaar.
Als ik Raymond en zijn mannen zie optreden, dan voel ik me zo klein als een erwtje tussen de bollen van 't atomium. Ik heb hen trouwens gevraagd mij te begeleiden op mijn volgende plaat. Eind september beginnen we d'er aan. Jan de Wilde gaat ze prodjoesen. Het is altijd plezant de studio in te kruipen met gasten waar je je op het moment het best mee voelt.

Hoofdstuk II: De fans
Af en toe krijg ik wel eens een briefje, maar dat is dan meestal om een handtekening te vragen. Een meisje schreef me eens dat ze een groot idool van me was. Tijdens de optredens heb ik niet zoveel last van fans. Ze zijn wat geïntimideerd omdat mijn vrouw steeds bij mij is.
Ja, het is mij nog steeds een raadsel hoe ik getrouwd geraakt ben. Ik woonde reeds vier jaar samen met haar, azoo. Zij wou altijd alleen zijn en ik ook en omdat we beiden van hetzelfde gedacht waren, zijn we bij elkaar gaan hokken. Ik dacht dit leventje zo nog een tijdje vol te houden. Maar 's nachts als ik droom, babbel ik altijd luidop, 't schijnt dat ik alsmaar ja zeg. Ja, ja, ja, ja.
Waarschijnlijk heeft mijn bedgenote van de gelegenheid gebruik gemaakt om er gauw de burgemeester en een paar getuigen bij te halen.
Eén ding weet ik zeker: ik werd wakker met een trouwring rond mijn vinger.
Tijdens de grote vakantie ben ik wel gepest. Niet ver van mijn huis staat er een oud klooster, waar om de tien dagen een nieuwe lichting chiromeisjes komt kamperen. Hun eerste opdracht als ze van de bus stappen is: 'interviewtje met Urbanus'.
In het begin deed ik mee, maar als er om het half uur zo een horde giechelende puubsters aan je deur staat, dan schiet je wel eens uit je sloffen.
Hun knapste poging om binnen te raken was wel die avond toen ze op overlevingstocht waren. Ze vroegen of ze bij mij mochten overnachten, ze waren verloren gelopen.
Ik zou ze der wel ingelaten hebben en dan 's nachts om klokslag twaalf uur ze eens één voor één... met mijn roze mikrofoon!!
Maar ja, een mens mag geen misbruik maken.
Ik vind hier nog een briefje waar ik deugd van heb: 'Urbanus, ik ben een vurige fan van je, maar mijn moeder kan je niet uitstaan en om haar te kloten zet ik ie plaat nog wat harder.'

Hoofdstuk III: De optredens
Ik ga drastisch beginnen minder op te treden, en meer honorarium vragen, dan verdien ik evenveel maar heb ik meer verlof en daar moet ik geen belastingen op betalen. Slim, hé.
De optredens hier bij ons beginnen een sleur te worden. De kik is eraf. Ze roepen al bis voor ik begonnen ben. Daarom kijk ik reikhalzend uit naar Nederland, niet dat het daar zoveel beter is, maar daar moet ik nog vechten voor het succes.
Dat begint daar lekker te marsjeren bij d'hollanders. In oktober en december weer op tournee aldaar en volgend jaar een half jaar.
Men heeft mij onlangs tien miljoen geboden om in Carré op te treden, maar ik heb geweigerd, ik had die dag reeds een contract in de turnzaal van Bevekom.
Ja, van onze Belgische zaaltjes kan ik verhalen vertellen.
In de winter is er eens een mazoutkachel ontploft; plat in 't midden van een liedje. Al die ouwe mekens die zich gezellig rond het vuurtje geschaard hadden zagen er uit als miliciens die terug kwamen van maneuvers. Gelachen dat we toen gedaan hadden, vooral toen men vaststelde dat er nergens water of zeep te vinden was.
Ik heb ook meegemaakt dat het plafond naar beneden kwam. De baas was nog eventjes op de zolder stoelen gaan zoeken. Plots veranderde de zaal in een dichte witte stofwolk. Het was daar een gegier en geproest plat in het midden van een liedje.
Er bleef niet veel publiek over dat nog bruikbaar was. Nog niet zo lang geleden ergens in de Vlaanders liet iemand me optreden in zijn café. Zogezegd als publiciteit voor zijn zaak. 'd Er kon amper honderd man staan, laat staan zitten; maar meneer had toch rustig zo een driehonderd kaarten verkocht, aan honderd ballen de man. Toen ik uit de kleedkeuken kwam zag ik dat het podium verdwenen was. Het zag zwart van het volk. Ik stond daar tussen al die samengeperste mensen. Precies een geslaagde receptie. De rommel die ik had klaargezet, was gewoon tegen de muur geschoven. Toen ik tot mijn ontsteltenis vaststelde dat ik mijn guitaar niet eens horizontaal rond mijn lijf kon hangen, stelde ik voor dat iedereen zijn geld terug eiste, wat gebeurde. Toen het grootste deel terugbetaald was, ben ik door het venster gekropen en heb ik buiten op straat gespeeld. Het publiek had alle ruimte en het was op de koop toe nog gratis ook.
Die caféebaas schuimde, maar hij moet de mensen maar niet in 't zak zetten.
Op een keer in Booischot was de organisator het licht vergeten. Geen erg zei hij, ik heb hier nog ergens een straffe faar. Hij heeft me gans het optreden staan beschijnen met een diaprojectortje van zeven watt, met het gevolg dat ik die avond gespeeld heb met een wit vierkantje rond mijn neus.

Hoofdstuk IV:Corruptie!
Omdat ik tegen discriminatie ben, speel ik even graag voor het leger, als voor de politie als voor de gevangenen als voor de werkmensen.
Ik ben reeds een paar keer naar Duitsland geweest om onze Belgische jongens daar te amuzeren. Die sukkelaars kunnen het ook niet helpen dat ze hun oproepingsbevel in hun pollen geduwd krijgen. Ik vind niet dat ik het recht heb om te zeggen: jij vuile kaki, voor jou speel ik niet.
Trouwens, met het geld dat onze minister van landsverdediging moet uittrekken om mij te betalen, kan hij geen kogels meer kopen.
Ik heb ook in de gevangenis van Dendermonde en Leuven opgetreden. Binnenkort ga ik naar die van Merksplas. Mijn hartewens is ooit eens in een vrouwengevangenis op te treden en daar dan verscheurd te worden.
Bij de ri|kswacht heb ik ook nogal succes. Die mannen lachen zich kapot om sketches als de zwaantjes. Omdat er niet altijd kwaad over de politie moet verteld worden, zal ik eens een paar plezante anekdotes voorschotelen. D'r zijn zo van die kerels die schreeuwen: 'Ik haat alle politiemannen,' maar maak eens een schrammetje op hun wagen, dan zijn zij de eersten om de flikken erbij te halen.
Ik moest eens spelen op een jaarmarkt. Ik kon maar niet bij het podium geraken. Overal stonden hele drommen koeien en paarden. Toen ik met mijn autootje dan maar dwars door die veestapel toeterde kreeg ik daar direkt een handvol woedende boeren op mijn dak. Al gauw was de arm der wet ter plaatse en vroeg wat ik daar kwam doen.
Ik zei dat ik Urbanus was. 'Ho! Van Anus!' glunderde de politieman en ik zag dat zijn voeten zo een twintig centimeter van de grond kwamen. 'Volg mij!' beval hij. Hij trok zijn matrak uit de schede en zoals Mozes met zijn staf, kliefde hij een doorgang, dwars door de vaarzen dikbil.
'En als je uitgeladen hebt, dan toon ik je een plaatsje, waar je je auto kan parkeren.'
Later bleek dit plaatsje zich vlak voor de garagepoort van een dokter te bevinden.
De rijkswacht nam mij eens te grazen met hun fameuze flitslamp. Die jongetjes spelen ook eens graag voor portrettentrekkertje. Een paar dagen later kreeg ik zo een papier waarop stond dat ik 103 km per uur reed op een plaats waar max. 60 km mocht gereden worden. Op dat papier is altijd zo een plaatsje voorzien, waarop je je overtreding mag verantwoorden. Ik schreef dat ik inderdaad 103 km per uur reed, maar dat het vier uur in de nacht was, op een werkdag, en dat er dan praktisch geen voetgangers meer rondlopen.
Ze schreven terug: 'Praktisch geen voetgangers meer betekent niet dat dat beetje dat er nog rondloopt rustig mag omvergereden worden.'
Als de rijkswacht 's nachts controle doet, ben ik er altijd bij. Niet ver van huis werd ik tegengehouden. 'Papieren a.u.b. Ho, 't is Urbanus van Anus! Urbanus, jongen, mijn dochter die is stapelzot van u. Als ik haar ga vertellen dat ik U tegengehouden heb, zal ze blij zijn.'
Ik antwoordde dat ik dat tof vond van zijn dochter; maar dat hij mij daarom niet elke keer hoefde tegen te houden.
Twee nachten later zag ik in het licht van mijn koplampen weer die oranje politieagent met dat roodgloeiend fallussymbool in zijn hand, teken doen om te stoppen.
Ik draaide mijn venster af. (hippe, hippe, hippe)
Ik vroeg: 'Hoe gaat het met uw dochter?'
'Ho, het is weer Urbanus,' schrok hij.
Ik heb nooit een politieman zich zo weten te excuseren als die nacht.
Allemaal corruptie. Het komt nog zover, dat, als ik tegen een paal rij, die paal in fout is.

Hoofdstuk V: Mijn jeugd
Mijn moeder heeft afschrikkelijk geleden toen ze mij op de wereld bracht. Ze hebben mij er moeten uithalen met de ijzers.
Alles wees erop dat de natuur niet erg tevreden was met zo een slappe worp als ik. Had men haar toen laten doen, dan was ik een uur daarna teruggekeerd naar het rijk der geesten.
Maar ja, de wetenschap staat voor niets en met een paar louche trukken heeft de dokter mij der doorgehaald. Niettegenstaande dat ik een paar weken later veranderd was in een bloederig klompje jeuk. Ik zat compleet onder het exeem. Ik krabde het vel van mijn lijf, waar dan weer snel duizenden bruine en gele rappetjes opkwamen. Niet iedereen kan zeggen, dat hij vroeger nog hagedis geweest is.
Als kind ben ik altijd maar een onozel wabbetje geweest. Ik weet nog dat ze mij naar de bakker stuurden achter twee chimpanseetjes. De warme man begreep natuurlijk dat ik franchipannekes bedoelde. Daarbij kwam nog dat ik flaporen had. Ik heb toen dikwijls gezucht: 'dat ze maar rap de Beatles uitvinden, dat ik mijn haar kan laten groeien.'
Op de gemeenteschool was ik altijd tweedes met 89 %. leder jaar werd de druk groter. Volgende keer moet ge uwen eersten zijn! Maar ik bleef tweede met 89 % en ik was het ongelukkigste schooljongetje van gans de wereld.
Toen er voor het eerst duiveltjeshaar onder mijn buik groeide, groeide ook mijn interesse voor de meisjes. Maar zonder succes. Ik wist van mezelf dat ik geen adonisje was, en daarom bleef ik liever thuis onder mijn berg complexen zitten. Mijn moeder stuurde mij wel eens mee naar het bal, met de andere jongens, maar die brachten me gauw terug om van mijn gezaag vanaf te zijn. Ja, ik sprak toen ook al zo verschrikkelijk traag.
De meisjes vonden soms dat ik mooie ogen had, ze schitterden altijd zo zeiden ze. Maar dat kwam omdat ik zo vreselijk allergisch was en daar moest ik altijd van niezen tot ik zo van die waterachtige varkensoogjes kreeg. Ja, toen was ik nog mooi.
Tegenwoordig heb ik, dank zij mijn succes, wat meer zelfvertrouwen gekregen. Maar toch vind ik. dat ik biologisch gezien nog altijd een zwak exemplaar gebleven ben. Daarom zal ik mijn best doen om geen kinderen te kopen. Als iedereen zulk een sociaal plichtsbesef zou hebben, dan zouden er op onze bol niet zoveel van die half gedegenereerde gedrochten rond lopen.
Hoor mij maar klagen over mijn gezondheid, misschien kom ik binnen tachtig jaar nog op jullie graf pissen.

Hoofdstuk VI: Mijn lotgevallen op de tv
Het geeft mij nog altijd een kik als ik op de tv kom. Spijtig staan ze nog al vlug met de schaar achter mij.
In de 'Wies Andersen Show' mocht er bijvoorbeeld nooit een grapje gemaakt worden over de gehandicapten. Terwijl ik vind dat de gehandicapten evenzeer het recht hebben om uitgelachen te worden als al de andere mensen.
Er werd mij eens de vraag gesteld: 'Wat betekent het woord ballistiek?' Ik zei dat het een mentaal gehandicapte was die probeerde plastiek te zeggen. Jan Geysen heeft me toen vriendelijk maar duidelijk gezegd dat het er uit moest. Een tijd later lag ik er zelf ook uit.
In 'Dolle Dinsdag' had ik een halve vuile mop verteld. Tijdens de repetities vond iedereen dat het oké was, maar de dag van de uitzending zag ik dat ze het eruit geknipt hadden. Bob Boon natuurlijk, en zo zonder iets te zeggen. Waar moeit hij zich mee? In de serie 'De vijf provincies' kwam ik erachter dat er niets mocht geknipt worden. Toen heb ik gretig die halve vuile mop er weer ingestoken. En groen dat ze lachten.
Sommige kranten vonden toen dat ik mateloos vulgair was, omdat ik het woordje kloten gebruikt had. Stel je voor, het meest gebruikte woordje van Vlaanderen. Maar op tv is dat vulgair.
Omdat ik weet dat Humo ook tegen censuur is, zal ik me eventjes afreageren en vijf maal na elkaar 'kloten' schrijven: 1 x kloten, 2 x kloten, 3 x kloten, 4 x kloten, 5 x kloten. Ha, dat doet deugd.
Dat doet mij denken aan mijn tijd in het internaat. Ik had mijn naam in de sneeuw gepist. Toen moest ik voor mijn straf op het hagelwitte voetbalveld tweehonderd maal pissen: 'Ik mag niet meer in de sneeuw pissen.' Toen ik ongeveer halfweg het middenveld zat, is het beginnen te dooien. Spijtig, ik had daar graag een luchtfoto van genomen.
Toch is er goed nieuws. Goeie ouwe Jan Geysen heeft me onlangs de kans gegeven een eigen tv-show in elkaar te steken. Zomaar geen gewoon optreden, nee, dat komt later nog wel. maar een echte show met een heleboel grappige filmpjes en zo.
Ons budget was wel wat beperkt, maar ik begrijp dat ik eerst zal moeten tonen wat ik waard ben alvorens ze er geld tegenaangooien. Van de andere kant smijten ze dan weer pakken geld in de nekken van gestemannekes die alang bewezen hebben dat ze niets kunnen. Op maandag 4 september word mijn show uitgezonden. Ik wou graag langs deze weg alle figuranten nog eens bedanken, maar in het bijzonder mijn tegenspeler Jean Blaute. Wat kan die gast goed acteren. Ik altijd maar van mijn theater maken dat er tijdens de opnamen niet mocht gelachen worden, maar de enige die zich nooit kon serieus houden was ik. Allen op post! Gelukkig is de paus al een tijdje geleden gestorven. Hij had eens uitgerekend op 4 september zijn kaas moeten laten, dan was mijn plezant halfuurtje nog naar een latere datum verschoven geweest. Ik vind het altijd jammer als de belangrijke dingen van het leven door onbenulligheden verdrongen worden.
Urbanus
(Humo 31 augustus 1978)